19
Views
0
CrossRef citations to date
0
Altmetric
Research Article

The Messenger: A Tale Retold (2008) by Kader Abdolah as a Polemic Biography of Prophet Muḥammad

ORCID Icon
Published online: 09 Apr 2024
 

ABSTRACT

This article offers an analysis of the novel De boodschapper [‘The messenger’], a fictional biography of the prophet Muḥammad, by the Dutch author of Iranian origin, Kader Abdolah. The book, published in 2008 along with an adapted translation of the Quran, is a variation on the sīrah, a genre devoted to telling Muḥammad’s life story. Although Abdolah declares that his project aims at promoting mutual understanding between Dutch and Muslim culture underscoring his appreciation for the Prophet, his presentation of Muḥammad is not only secularized, but also strikingly negative. This article argues that the novel can in fact be regarded as an example of polemic biography, a type of Western anti-Islamic discourse, aimed at discrediting Muḥammad as a prophet. The major tropes of this literary tradition will be analysed here as used in Abdolah’s rendering of the Prophet’s life story.

Disclosure statement

No potential conflict of interest was reported by the author(s).

Notes

1. Throughout this article I will use the English spelling of the Prophet’s name: Muḥammad. In his novel Abdolah uses a different spelling, namely ‘Mohammad.’ Referring to other historical figures I will also use the English spelling of their names.

2. The first edition had a print-run of 75.000 copies. De boodschapper was translated into ten languages, i. e. English (by Nouri and Niusha Nighting, published by World Editions in 2016), German, French and Farsi (see https://letterenfonds.secure.force.com/vertalingendatabase).

3. In 1990 a new socio-political discourse labelled ‘new realism’ found its way into the Dutch public debate. More and more politicians and publicists distanced themselves from the proverbial Dutch tolerance and started criticizing the ideal of multiculturalism that underwrote the Dutch immigration policy as well as the prevailing public discourse in the Netherlands of the previous three decades. A critique of Islam was an important part of new realism, connecting the religion with various social problems of Dutch multicultural society and presented as the main obstacle to integration (see Prins, “The Nerve”). This rhetoric has produced a skewed, negative image of Islam that feeds Islamophobia in the Netherlands (see Shadid, “Het multiculturalismedebat”, 8–14).

4. ‘Ik kom om jullie angst te bezweren. Er is veel nieuwsgierigheid naar de islam. De tijd van het “shitboek”, van de pedofiel en van de geitenneuker is voorbij. Nu kunnen we elkaar leren begrijpen’ (‘In het spoor …’).

5. ‘Tijdens het vertalen kwam ik erachter dat je de Koran niet kan begrijpen als je niets weet over Mohammed. Pas als je de context begrijpt waarin Mohammed leefde, kan je ook zijn Koran begrijpen. Ik zie de Koran immers niet als een heilige tekst die van boven komt, maar als de meesterlijke vertelling van Mohammed’ (Messeman, ‘Ik wil de Koran’).

6. Sīrah, like Hadīth, was the result of the work of the first historians of the Islam who collected accounts of Muḥammad’s life. First such accounts were compiled in 7th and 8th century AD by Urwah ibn az-Zubayr (d. 712–713), Ibn Šihāb az-Zuhrī (d. 124/742) and Muḥammad ibn Isḥāq (d. 150/767–8) (Schoeler, The Biography, 20).

7. Madigan, The Qur’an’s Self-Image, 51.

8. Donner, “The historical context,” 33–34; Saleh, “The Arabian context,” 25, 29.

9. Watt, “Translator’s Foreword,” xx; Donner, “The historical context,” 23, 30, 34.

10. Bosworth, The Encyclopaedia, 660–662.

11. ‘Mohammed is geen moslim, hij is een maker’ (Kellerhuis, “Kader Abdolah”).

12. ‘Mohammed is overal, maar 1 miljard moslims weten nauwelijks wie hij is. Hij geldt bij zijn vijanden als een rokkenjager, pedofiel en racist. […] Ik wilde Mohammed tot mens maken’ (Somers, “Mijn Koran”).

13. ‘Wat ik zelf van Mohammed vind, doet weinig ter zake. Ik ben alleen een doorgever. Wie ben ik om uit te maken of die geschiedenis van 1.400 jaar geleden goed of slecht was?’ (Messeman, ‘Ik wil de Koran’).

14. Leezenberg, “Koranlezen”; Peelen, “De Koran”; Somer, “Mijn Koran”; Blokker in Kellerhuis, “Kader Abdolah”.

15. Daniel, Islam and the West; Jenkins, Writing Islam.

16. Abū Ja’far Muḥammad b. Jarīr al-Ṭabarī (839–923) is known as the author of Ta’rikh al-rusul wa’l-muluk [The History of Prophets and Kings], the most acclaimed work of history produced in the world of Islam (Watt Citation1988, v).

17. See Daniel, Islam and the West, 11; Jenkins, Writing Islam, 456–7, 459, 474–5.

18. See Jenkins, Writing Islam. 4–5.

19. Luther, “On the War,” 182 in Jenkins, Writing Islam, 11.

20. e. g. Jenkins, Writing Islam, 6.

21. Ibid., 16.

22. Ibid., 6, 9, 11, 14, 220.

23. Ibid., 218, 220.

24. Saleh, “The Arabian context,” 28.

25. Watt, The History of al-Tabari, 63/1143; 44–45/1124–1125.

26. Williams, “An Analysis,” 2; Saleh, “The Arabian context,” 30.

27. Williams, “An Analysis,” 161, 163–65; Brockopp, “Introduction,” 4.

28. Watt, The History of al-Tabari, 67/1147.

29. See Williams, “An Analysis,” 99–187.

30. Mohammad kon dan geen wonderen verrichten op de manier waarop Mozes en Iezus dat gedaan hadden, hij was zelf een wonder geworden’ (Abdolah, De boodschapper, 233).

31. Ibid., 102.

32. Ibid., 111, 211.

33. ‘Het is een verhaal geworden dat iedereen aan elkaar doorvertelt en dat jaar na jaar sterker wordt’ (Abdolah, De boodschapper, 190).

34. ‘Maar dit keer moet het voor mijn toekomstige lezers duidelijk zijn waar ik mijn gegevens vandaan heb gehaald’ (Ibid., 252).

35. See Watt, The History of al-Tabari, 64/1144; Saleh, “The Arabian context,” 28.

36. The story was an answer to Christians accusing Muḥammad of being a pseudo-prophet, whose coming was not foretold and who was unable to perform miracles (Watt, “Translator’s Foreword,” xxxi, xi).

37. See Williams, “An Analysis,” 75.

38. ‘Het is eigenlijk een verhaal dat ooit door de aanhangers van Mohammad is verteld en dat hier en daar is aangedikt”; “De joden mogen gelijk hebben dat het verhaal kan verzonnen zijn […]’ (Abdolah, De boodschapper, 28).

39. ‘Hij pleegde plagiaat, stal de antieke verhalen van andere volkeren en stopte ze in een mooi Arabisch jasje. En maakte er zo een eigen tekst van’; ‘Hij is een dief. Hij pleegt plagiaat. Steelt de verhalen van de Tora’ (Ibid., 94, 142). See also 218–19.

40. Ibid., 35, 48–49, 58.

41. Ibid., 50, 34, 24–5, 27, 94.‘Maar zijn losse verzinsels waren verfrissende poezië’ (Ibid., 94).

42. Ibid., 94.

43. Madigan, The Qur’an’s Self-Image, 23; Saleh, “The Arabian context,” 33; Watt, “Translator’s Foreword,” xxxviii; Gilliot, “Creation,” 42.

44. Abdolah, De boodschapper, 59.

45. Ibid., 45–47.

46. ‘De Bijbel, de Tora, de verhalen over de oude volkeren, de leer van een Perzische profeet […]’ (Ibid., 55).

47. Watt, “Translator’s Foreword,” xxxviii.

48. Madigan, The Qur’an’s Self-Image, 23, 210.

49. Saleh, “The Arabian context,” 31.

50. Abdolah, De boodschapper, 72.

51. ‘een sluwe boodschapper’; ‘Hij dicht niet, bedrijft politiek’ (Ibid., 93, 142).

52. ‘Omdat de reactie van zijn stam uitbleef, ondernam Mohammad zelf actie. Er werd hem een soera geopenbaard’ (Ibid., 100).

53. ‘reageerde Allah ter plekke en openbaarde Mohammad het bevel dat hij nodig had. […] De jood is een verrader’ (Ibid., 214–215).

54. ‘Hij zei wat in hem opkwam en zonder zich te bekommeren over de samenhang. Maar zijn losse verzinsels waren verfrissende poëzie. […] Op die manier gaf hij een goddelijke allure aan zijn woorden’ (Ibid., 94).

55. ‘Hij loog, hij loog ontzettend veel. […] Misschien is liegen geen goed woord, hij bedacht dingen. Hij zei dat zijn Koranteksten aan hem werden geopenbaard. Maar hij verzon het allemaal. In zijn eentje. In zijn hoofd en ik genoot van zijn voorstellingsvermogen’ (Ibid., 96).

56. Watt, The History of al-Tabari, 48/1128.

57. Jenkins, Writing Islam, 210.

58. ‘Iemand met zo’n ambitie had gezag en vermogen nodig. Ghadidje gaf hem beiden. […] Mohammad kon elk meisje krijgen dat hij wenste. Waarom koos hij dan voor Ghadidje? Toch om de macht?’ (Abdolah, De boodschapper, 40, 41).

59. Jenkins, Writing Islam, 211, 226.

60. See Ibid., 223.

61. In fact, this number amounted to eleven or thirteen, depending on different authorities (Jenkins, Writing Islam, 218). Before that, when he was married to Khadija, Muḥammad was monogamous for twenty-five years, which was an exception.

62. Ibid., 215, 220, 248.

63. Watt, The History of al-Tabari, 6/1261.

64. ‘En die negenjarige dan? ‘Daar heeft hij niet echt mee geslapen toen ze nog kind was. Pas later is hij dolverliefd op haar geworden’‘ (‘In het spoor…’ 2008).

65. ‘Hij stopte zijn hele wijsvinger in de honingpot en likte hem af. En hij wachtte niet tot zijn negenjarige vrouw wat ouder was. Hij deed wat olijfolie in zijn haar en beminde Ajeshe’ (Abdolah, De boodschapper, 198).

66. According to the ideas of the times, the age of nine was not too young for marriage (Watt, “Translator’s Foreword,” xviii).

67. See Abdolah, De boodschapper, 69.

68. Jenkins, Writing Islam, 467.

69. Armstrong, Muḥammad, [108].

70. Jenkins, Writing Islam, 467, 470.

71. See Abdolah, De boodschapper, 196.

72. Jenkins, Writing Islam, 233.

73. Ibid., 229.

74. Ibid.

75. Ibid., 233.

76. Ibid., 238.

77. ‘Mohammad zei: ‘En als je in een van je gevechten doodgaat, kom je in het paradijs terecht waar maagden in groene jurken, met gouden armbanden en met een beker wijn in hun handen op de rustbanken in de schaduw van de bomen op je wachten’‘; ‘En Mohammad riep tegen zijn volgelingen: ‘Wie sterft, gaat rechtstreeks naar het paradijs. Wie blijft leven, ontvangt goud!’‘ (Abdolah, De Boodschapper, 77, 207).

78. ‘Aboe Djahl lachte hardop en zei: ‘Mohammads baard is grijs geworden en zijn bedrijf is bankroet. Nu probeert hij maagden te slijten’” (Ibid., 77).

79. See Jenkins, Writing Islam, 335–6; 455–457, Daniel, Islam and the West, 275.

80. Saleh, “The Arabian context,” 25, 27.

81. Jenkins, Writing Islam, 336–337.

82. Watt, Muḥammad in Medina, xxviii; Donner, “The historical context,” 27; Lecker, “Glimpses,” 9, 66.

83. Cf. Jenkins, Writing Islam, 336; ‘In Medina werd zijn proza gewelddadiger […]’; ‘[…] en werd hij een sluwe politicus. Hij onderhandelde, gebruikte politieke leugens en bedacht gemene truckjes’ (Abdolah, De Boodschapper, 198).

84. Ibid., 217, 218.

85. ‘heilige roverij’; ‘roof’; ‘plunderingen’ (Ibid., 2004, 206).

86. ‘Iedereen dacht alleen aan het geld en het goud’ (Ibid., 210).

87. See Somers ‘Mijn Koran’.

88. ‘Inderdaad, de passage niet opnemen is een keuze. Maar had ik haar wel opgenomen, dan had ik weer kritiek gekregen uit joodse hoek. En wat willen we bereiken met zoveel geweld? Ik wil de haat niet opnieuw doen opleven. Van meer haat gaat deze samenleving niet profiteren’ (Ibid.).

89. Abdolah, De boodschaper, 214.

90. ‘Duivels plan’; ‘Mohammad deed iets wat hij niet had moeten doen’ (Ibid., 240, 215).

91. ‘Hij [Mumammad] wachtte op een gelegenheid om de jodenkwestie definitief op te lossen’ (Ibid., 214).

92. Armstrong, Muḥammad, [104–105].

93. Ibid.

94. ‘“Loof Me! Buig voor Me! Aanbid Me dag en nacht! Kniel voor Me! Smeek Me! Doe je dat niet, dan verbrand Ik je! Giet Ik kokend koper over je heen!”’; ‘[…] ik heb een hekel aan Zijn dreigementen. Vooral aan zijn hel’ (Abdolah, De boodschaper, 145).

95. ‘Hij benadrukt dat Zijn schepsel zwak is. Hij geeft toe dat Zijn lievelingscreatie kwetsbaar en beperkt is. Niettemin neemt Hij wraak op de mens wanneer die moeilijk te doorgronden begrippen als “Allah” niet begrijpen kan’; ‘Hij laat de mensen verbranden. Hij laat hen ondersteboven hangen. Terwijl Hijzelf de mens zo zwak gecreëerd heeft’ (Ibid., 145).

96. ‘‘Hij is niet verwekt. En hij verwekt niet’‘(Ibid., 146).

97. See Ibid., 146–147. The passage in question comes from the Old Testament’s ‘Song of Solomon’ 4 (verses 4:1–4:5).

98. ‘Hij beweerde dat de God van Jezus en Allah gelijk zijn, maar hij wist dat dat niet waar was. Mohammad werd er ziek van als de priesters een kruisteken sloegen. Allah heeft meteen de heilige drie-eenheid van de Bijbel van tafel geveegd’ (Ibid., 146).

99. Brockopp, “Introduction,” 2, 62; Lecker, “Glimpses,” 62; Saleh, “The Arabian context,” 2, 8, 11;Williams, “An Analysis,” 5, 18, 214–215.

100. Brockopp, “Introduction,” 2.

101. ‘een enge haatzaaier’ (Messeman, “Ik wil de Koran”).

102. Shahid, “Het multiculturalismedebat”, 8–19.

103. Matar, Islam in Britain, 153–184 in Jenkins, Writing Islam,100

104. Many critics of his book reproach the author including details that do not match the historical period and sketching a picture of the Meccan society which in many ways resembles the modern Dutch context (see Bouazza, “Ze kenden”; Leezenberg, “Koranlezen”).

Additional information

Notes on contributors

Ewa Dynarowicz

Ewa Dynarowicz is an Assistant Professor for Netherlandic literature and culture at the University of Wrocław, Poland. Currently, she is preparing a monograph on Kader Abdolah’s work.

Log in via your institution

Log in to Taylor & Francis Online

PDF download + Online access

  • 48 hours access to article PDF & online version
  • Article PDF can be downloaded
  • Article PDF can be printed
USD 53.00 Add to cart

Issue Purchase

  • 30 days online access to complete issue
  • Article PDFs can be downloaded
  • Article PDFs can be printed
USD 262.00 Add to cart

* Local tax will be added as applicable

Related Research

People also read lists articles that other readers of this article have read.

Recommended articles lists articles that we recommend and is powered by our AI driven recommendation engine.

Cited by lists all citing articles based on Crossref citations.
Articles with the Crossref icon will open in a new tab.