Les Atélectasies du Lobe Moyen D’Origine Bronchique Inflammatoire

Summary

Thirteen cases are reported in which decreased respiration in the middle lobe of the lungs was produced by bronchial obliteration of inflammatory origin.

In two cases the disease was characterized by total and well localized opacity of the middle lobe.

In eleven cases X ray examination showed only those pictures generally described as « fibrosis of the right basis » or as « accentuation of bronchovascular shadows ».

Bronchography is the best method to study those pictures. It shows a defect in the filling of the middle lobe bronchus or of one of its branches.

It has been shown that the disease has its origin in a functional disturbance which is, in the lower lobes of the lungs corrected by the possibility of collateral supply between pulmonary lobules at that level.

It was possible, by bronchoscopy, to determine the exact cause of hypoventilation in 3 of 8 cases.

In one case localized bronchitis was found, in two others obstruction was produced by adhesive bronchial secretions in its lumen.

May be in the five other cases the same factors had to be incriminated at a point that could not be approached by bronchoscopy.

No pathological study was possible.

The prognosis seems to be favourable, although hypoventilation does not seem to disappear easily when present. Future must be reserved as possibility of later bronchiectases exists.

Resume

Description de 13 cas d’hypoventilation du lobe moyen d’origine bronchique inflammatoire.

Dans deux cas, l’affection s’est présentée sous l’aspect d’une opacité franche, bien délimitée au lobe moyen; dans 11 cas, sous l’aspect de ces images dites de « Fibrose de la base droite » « d’accentuation des ombres broncho-vasculaires », etc.

Le lipiodol intrabronchique est la méthode de choix, pour étudier ces images. Il montre un défaut d’injection de la bronche lobaire moyenne, ou de ses deux rameaux segmentaires, dont l’un ou l’autre peut manquer.

Le lipiodol de retard montre qu’il s’agit d’un trouble fonctionnel.

Celui-ci est lié à des conditions anatomiques et physiologiques, la ventilation collatérale expliquant l’absence de ces images aux segments inférieurs.

La bronchoscopie a pu saisir directement la cause de l’hypoventilation, 3 fois sur 8.

Dans un cas, il s’agissait de bronchite segmentaire, dans deux autres cas d’une accumulation de secrétions épaisses obstruant la bronche.

Ces facteurs sont probablement intervenus dans les 5 autres cas en un point situé hors d’atteinte du bronchoscope.

Aucune étude anatomo-pathologique n’a pu être faite.

Une esquisse en est présentée d’après des données cliniques et expérimentales.

L’affection est bénigne, quoique le trouble de ventilation une fois installé ne semble guère rétrocéder.

Des réserves doivent être faites sur la possibilité de développement ultérieur de bronchiectasie.

Semenvatting

Besehrijving van 13 gevallen van ventilatietekort door bronchusontstcking. In twee gevallen deed de aandoening zich voor onder het beeld van een duidelijke verdichtingwel omschreven tot de middenkwab ; in elf gevallen onder het beeld van zgz. « fibrose van de rechter basis », verdichting van broncho-vasculaire schaduwen, enz.

Lipiodol intra-bronchiaal is de beste méthode om deze beelden te bestuderen. De middenkwabbronehus, of één van zijn takken, waarvan er één kan ontbroken, kan niet gevuld worden.

De latere lipiodolfoto toont aan dat het hier om een functionnele fout gaat. Deze hangt af van anatomische en physiologische toestanden, de collaterale ventilatie legt de afwezigheid uit van deze beelden in de lagere segmenten. Bronchoscopie kon in drie van acht gevallen de oorzaak aantonen. In één geval gaat het om een segmentaire bronchitis; in twee andere om een ophoping van taaie secreties, die de bronchus verstoppen. Deze factoren kwamen waarschijnlijk ook in de vijf andere gevallen voor op een plaats, buiten het bereik van de bronchoscoop. Geen anatomo-pathologische studie was mogelijk. Een schema wordt gesteund op klinische en proefondevindelijke gegevens. De aandoening is goedaardig, alhoewel de ventilatiefout, eenmaal ingesteld, niet schijnt terug te gaan.

Voorbehoud dient gemaakt voor verdere ontwikkeling van bronchusuitzettingen.