Contribution A La Mesure De La Filtration GlomÉrulaire Sans PrÉlÈvement D’urine

Summary

We have been able to confirm in man that the method using a single intravenous injection of natrium thiosulfate in order to measure the glomerular filtration rate gave erroneous results.

The figures obtained are on the average; 1.7 times as high as those given by other methods (mannitol) in the same subjects.

Only 51 % of the amount of injected thiosulfate were recovered from the urine during the first 24 hours, while the remaining 43 % are oxydated into sulfates in the body, most of which are excreted during the same period.

An interesting relationship between the slopes of the disappearance curves of mannitol and thiosulfate and the rate of their excretion in the urine has been shown.

First it was observed that the ratio of the slopes of thiosulfate and mannitol was 1.7. This means that, when 100 times the amount of thiosulfate or mannitol contained in 1 cc of plasma are excreted through renal excretion, 175 times the amount of natrium thiosulfate contained in 1 cc of plasma disappear (100 through renal excretion, 75 through oxydation into sulfates).

Resume

Nous avons pu confirmer qu’il n’est pas possible, chez l’homme, de mesurer la valeur de la filtration glomérulaire par la méthode de l’étude de la chute des concentrations sanguines d’hyposulfite après une injection intraveineuse unique de cette substance. Les chiffres obtenus sont en moyenne 1.7 fois plus grands que ceux que donnent d’autres méthodes chez les mêmes sujets.

L’étude de l’élimination de l’hyposulfite de soude montre que 57 % de la quantité do cette substance injectée par voie intraveineuse sont retrouvés dans l’urine des premières 24 heures, alors que les autres 43 % sont oxydés en sulfates dans l’organisme. La plus grande partie de ces sulfates sont éliminés pendant la même période.

Une relation intéressante est mise en évidence entre nos observations portant uniquement sur le taux sanguin de mannitol et de l’hyposulfite et celles qui portent sur l’analyse de ces substances dans les urines.

D’une part nous voyons que les pentes de diminution du mannitol et de l’hyposulfite dans le sang sont dans le rapport de 100 à 170.

D’autre part, quand par excrétion rénale exclusivement il disparaît de l’organisme 100 fois le taux de mannitol que renferme 1 cc de plasma, il disparaît pendant le même temps 175 fois le taux d’hyposulfite de soude contenu dans 1 cc de plasma (100 par excrétion rénale et 75 par oxydation en sulfates).

Samenvatting

Bij de mens is het niet mogelijk de waarde van de glomerulaire filtratie te bepalen aan de hand van de daling der hyposulfiet-concentraties in het bloed na een intraveneuze injectie van deze stof. De bekomen cijfers zijn gemiddeld 1,7 maal hoger dan deze bekomen met andere methodes bij dezelfde personen.

De studie van de uitscheiding van natriumhyposulfiet toont aan dat 57 % van de ingespoten hoeveelheid in de urine teruggevonden worden in do eerste 24 uren ; 43 % worden geoxydeerd en als sulfaten uitgescheiden. De grootste hoeveelheid van deze sulfaten worden in dezelfde periode uitgescheiden.

Ken belangwekkende verhouding kon worden vastgesteld tussen de hoeveel- heden mannitol en hyposulfiet in het bloed enerzijds, en de hoeveelheden van deze stoffen in do urine anderzijds, We zien dat de dalingssnelheden van mannitol en hyposulfiet zich verhouden van 100 tot 170.

Van de andere kant terwijl uit het organisme niet de nierexcretie alleen, 100 maal het mannitolgehalte van 1 ml plasma verdwijnt, verdwijnt ter zelfder tijd 175 maal de dosis natriumhyposulfiet, die 1 ml plasma bevat (100 met de nierexcretie en 75 door oxydatie tot sulfaten).