Comparaison De La Clinique Et De La Biologie Au Cours Des Poussees Evolutives De Rhumatisme Cardiaque

Summary

A hundred clinical, electrocardiographic and radiological controls have been performed during routine examinations, before commissurotomy in mitral stenosis, or during houts of acute rheumatic fever. Additionally, the following laboratory tests were performed : leukocyte count, erythrocyte sedimentation rate, antistreptolysin blood level, plasma fibrinogen, C-reactive-protein value, serum protein electrophoresis and throat culture for hemolytic streptococcus.

This study shows that the two biologic signs which are the most pathognomonic of acute rheumatic fever are the finding of an hemolytic streptococcus in throat culture and the increase of the antistreptolysin level in the serum. There is a fairly good correlation between the richness of the throat culture, the antistreptolysin level and the actual stage of the rheumatic fever.

An increase of the fibrinogen plasma level points to the evolutive character of the disease. The C-reactive-protein test is particularly sensitive but not specific as are erythrocyte sedimentation rate and leukocytosis.

Finally, the gamma-globulins do not show interesting variations during the evolution of the disease but the alpha₂-globulins run a parallel course.

Resume

Les auteurs ont étudié aux points de vue clinique, électrocardiographique et radioscopique, cent contrôles effectués tantôt au cours d’examens systématiques, tantôt à l’occasion de commissurotomie, tantôt pendant une poussée évolutive rhumatismale.

Outre la leucocytose et la vitesse de sédimentation, ils ont pratiqué assez systématiquement le dosage de l’anti-streptolysine, le taux du fibrlnogène sanguin, la valeur de la C-reactive-protein et enfin l’étude comparative des pourcentages des globulines alpha 2 en des globulines gamma. Ils ont également recherché la présence du streptocoque hémolytique dans de nombreux cas.

Les auteurs concluent que les deux signes biologiques directs les plus fidèles de l’infection rhumatismale sont la présence du streptocoque hémolytique dans le frottis de gorge et le taux des anti-streptolysines : la correspondance est assez exacte entre la richesse de la culture du frottis de gorge en streptocoque hémolytique, la valeur des anti-streptolysines et l’évolutivité du R.A.A.

Le taux du fibrinogène est un très gros argument pour définir la réalité d’une poussée rhumatismale; la C-rcactive-protein est particulièrement sensible, mais peu spécifique comme du reste sont très peu spécifiques la vitesse de sédimentation et la leucocytose.

Enfin, alors que les gamma-globulines ne présentent pas de variations intéressantes au cours de l’évolution, les globulines alpha 2 en revanche évoluent parallèlement à la maladie de Bouillaud.

Samenvatting

De auteurs bestudeerden van klinisch, elektrokardiographisch en radioscopisch standpunt uit, 100 controles die uitgevoerd werden, nu eens ter gelegenheid van een systematisch onderzoek, dan ter gelegenheid van een commissurotomie, dan weer tijdens een acute rheuma opstoot.

Behalve leucocytose en sedimentatiesnelheid, werden tamelijk systematisch uitgevoerd : de anti-streptolysine titer, h et fibrinogeengehalte van het bloed, de waarde van het C-reactive-protein, en eindelijk de vergclijkende studie der alpha 2 en gamma globulines. Ook werd in elk geval, de hemolytische streptokok opgezocht.

De auteurs besluiten, dat de twee directe, meest betrouwbare biologische tekenen van rheumatische infectie zijn : de aanwezigheid van de haemolytische streptokok in het keeluitstrijkje en de antistreptolysine titer : er bestaat een tamelijk goede overeenkomst tussen de rijkdom van de cultuur der haemolytische streptokoken van het keeluitstrijkje, de antistreptolysine titer en de evolutiviteit van het gewrichtsrheuma.

Het fibrinogeengehalte is een belangrijk argument ora een rheumaopstoot vast te stellen; het C-reactive-protein is zeer gevoelig, maar weinig specifiek zoals overigens ook de sedimentatiesnelheid en de leucocytose weinig specifiek zijn.

Ten slotte, waar de gammaglobulines geen interessante variaties vertonen tijdens de evolutie, evolueren de alpha 2 globulinen, integendeel, parallel met de ziekte van Bouillaud.