Action De La 1-Triiodothyronine Chez Les Sujets Euthyroidiens Et Chez Les Hyperthyroidiens Par Adenome Toxique Ou Goitre Exophtalmique L'Epreuve D'Hypoiodemie (PBI127) Provoquee

Summary

The study of the PBI¹²⁷ after administration of 1-triiodothyronine (25 µg x 3) seems to yield an estimation of the suppression of the secretory activity of the thyroid, provided it is given at least during 14 days in order to exhaust the circulating endogenous thyroxine carried by the blood thyroxine-binding proteins.

The test can be carried out separately or combined with the classical tests using radioactive iodine. It is of course possible that modifications of the binding proteins or products of thyroid secretions would influence the results of the tests.

Noteworthy results are obtained in women taking contraceptive pills. The PBI¹²⁷ is usually raised and the circulating thyroxin reserve considerable.

After having eliminated this perturbing factor, the hypoiodemia test may usefully contribute to the diagnosis of cases of equivocal nervoiu tension. In sucn instances the thyroid can easily he put to rest.

Negative tests, without fall in PHI¹²⁷ seem to correspond to states of thyroid autonomy (toxic or subtoxic adenomata) or to elevated thyroid activations, physiological (certain juvenile goitres) or pathological (Graves' disease).

A paradoxical exacerbation of thyroid hyperfunction and eventually of ocular symptoms, clinically obvious and biologically evident, has been observed in some cases of Graves' disease. Triiodothyronine may bring about an increase in ¹³¹I uptake, an increase in PBI¹²⁷ and PBI¹³¹. Sometimes the extent of the worsening of the symptoms has been such that it ended up giving a picture of an acute crisis.

It al happens as though in sensitive hyperthyroid patients, the triiodothyronine induced an activation of LATS secretion.

1-Triiodothyronine probably plays an important part in the pathogeny of clinical symptoms in Graves' disease, particularly in ophthalmopathies.

A well documented series of clinical and experimental studies has shown that intense stimulation of the thyroid produces a qualitative modification of hormonal synthesis and secretion in the sense of the diminution of the ratio T4/T3. In hyperthyroid patients treated by surgical or radioisotopic thyroidectomy, the thyroid residue undergoing a persistent increased stimulation seems to respond in a similar fashion, whence a relative elevation in the production of triiodothyronine, a hormone characterized by its rapid and powerful action, and by its distribution in a biological space two or three times larger than the thyroxin space.

In cases of Graves' disease where the thyroid tissue has been therapeutically eliminated, the administration of triiodothyronine has been shown unable to lower an elevated LATS level, to induce regression of exophthalmos or ocular paralysis, and to avoid the development of pretibial myxedema. In fact, in these patients triiodothyronine even appears able to contribute actively in the development of ophthalmopathic or myxedematous manifestations.

It is well understood that we are in the presence of an aggregate of reactions which are essentially pathological, variable, and which can hardly be foreseen; they are dependent on a complex determinism in which intervene familial genetical elements and factors of pathological endocrine homeostasis with prolonged cyclical evolution, whose analysis is only beginning to be outlined.

Resume

L'etude dc I'iodemie protéique (PBI¹²⁷) lors de l'administration de 1-triiodo-thyronine paraît fournir, après un délai de 14 jours au moins, nécessaire à I'épui-sement de la thyroxine circulante, une appréciation du degré de mise au repos de l'activité sécrétaire de la thyroïde.

L'epreuve pent être réalisée isolément 011 être combinée aux épreuves classi-ques recourant au radioiode. Elle comporte des variantes; dans line série récente, nous avons administré 50 µg de 1-triiodothyroninc pendant 21 jours. II n'est naturellement pas exclu que des modifications des protéines vectrices sanguines 011 des produits de sécrétion dc la thyrïide influencent le résultat de ces épreuves.

L'épreuve d'hypoiodémie peut contribuer utilement au diagnostic de nom-breux cas de nervosisme anxieux, La thyrïide s'y laisse facilcment mettre au repos.

Les épreuves négatives, sans chute de I'iodémie, paraissent correspondre à des états d'autonomie thyroïdiens (adénomes toxiques 011 subtoxiques) ou à des acti-vations thyroïdiennes élevées, physiologiques (certains goitres juvéniles, par exem-ple) 0u pathologiques (maladie de Basedow).

Chez certains basedowiens, I'dépreuve à la triiodothyronine aboutit à une exacerbation paradoxale de l'activité thyroïdienne, cliniquement et biologique-ment manifeste. Cette modalité réactionnelle paraït caractéristique d'un stade d'activité, apparent ou latent, de la maladie. On assiste à une surelevation de la captation de ¹³¹I, à une élévation du PBI¹³¹ et du PBI¹²⁷ et, parfois, à une aggravation des symptômes dont l'ampleur a pu être telle qu'elle aboutit ê un tableau clinique de crise aiguë. Tout se passe comme si, chez des basedowiens particu-lièrement sensibles, la triiodothyronine amenait une stimulation de la sécrétion du LATS.

La 1-triiodothyronine joue probablement un rôle important dans la pathogénie dcs signes cliniques de la maladie de Basedow. Un ensemble bien docu-mente d'etudes cliniques ('■ lr) et experimentales (*) a montrc que la stimulation intense de la thyroide amene une modification qualitative de la synthase et de la secretion hormonale dans le sens d'une diminution du rapport T4/T3.

Chez le basedowien traité par thyroïdectomie chirurgicale ou radio-isotopi-que, le reliquat thyroïdien, soumis à une stimulation accrue persistante, paraît répondre d'une façon analogue, d'où une réduction relative de la production de thyroxine et une sécréetion accrue de triiodothyronine, hormone caractérisée par son action rapide et puissante et sa distribution dans un espace biologique deux 011 trois fois plus étendu que celui de la thyroxine.

Chez des basedowiens dont le tissu thyroïdien a été éliminé par la théra-peutique, l'administration de triiodothyronine s'est montrée incapable de réduire un taux de LATS élevé, de faire régresser une exophtalmie ou des paralysies oculaires et d'empêcher le développement de myxædéme prétibial. Chez de tels malades, la triiodothyronine paraît même pouvoir contribuer activement au développement des manifestations ophtalmopathiques ou myxædémateuses.

II est bien entendu qu'on se trouve en présence d'un ensemble de réactions essentiellement pathologiques, inconstantes, peu prévisibles, soumises à un déter-minisme complexe où intcrviennent des éléments génétiques familiaux et des facteurs d'homéostasie endocrinienne pathologique à évolution cyclique prolongée, dont l'analyse est à peine ébauchée.

Samenvatting

Het onderzoek van hct PBI¹²⁷ (op proteïne gebonden ¹²⁷I) na toediening van 1-trijodoihyronine (25 ^g x 3) schijnt een schatting mogelijk te maken van de secretoire activiteit van de schildklier, op voorwaarde dat het ten minste gedu-rende 14 dagen wordt toegediend, zodat het door de thyroxinebindende proteïnen van het bloed gedragen circulerende endogene thyroxine is uitgeput.

De proef kan worden uitgevoerd hetzij alleen, hetzij gecombineerd met de klassieke proeven met radio-actief jodium. Het is natuurlijk mogelijk dat wijzigin-gen in de bindende proteïnen of produkten van de schildkliersecretie de rcsul-taten van de proevcn hei'nvloeden.

Vermeldenswaardige resultaten zijn bereikt bij vrouwen die anticonceptionele middelen innamen. Het PBI¹²⁷ is gewoonlijk verhoogd en de circulatoire thyroxinereserve is aanzienlijk vermeerderd.

Na eliminatie van die storende factor kan de hypojodemietest een nuttige bijdrage leveren tot de diagnose van gevallen van twijfelachtige nerveuze spanning. In zulke gevallen kan de schildklier gemakkelijk tot rust worden gebracht.

Negatieve proeven, zonder daling van PBI¹²⁷, schijnen overeen te komen met toestanden van schildklierautonomie (toxische of subtoxische adenoma's) of met fysiologisch (sommige juveniele struma's) of pathologisch (ziekte van Craves) ver-hoogde activering van de schildklier.

Een paradoxale exacerbatie van hyperthyreoïdie en uiteindclijk ook oogsymp-tomen, klinisch in 't oog lopend en biologisch evident, werd in sommige geval-len van de ziekte van Graves waargenomen. Trijodothyronine kan cen verhoogde opneming van¹³¹I, alsook een verboging van PBI¹²⁷ en PBI¹³¹ teweegbrengen-Soms verergerden de symptomen in zulke mate dat ze uiteindelijk het beeld van een acute crisis aannamen.

Alles gebeurt alsof bij gevoelige patiënten met hyperthyreoïdie trijodothyronine een activering van de LATS-secretie tot stand bracht.

l-Trijodothyronine speelt waarschijnlijk een belangrijke rol in de pathogenie van klinische symptomen bij de ziekte van Graves, inzonderheid bij oogaandoe-ningen.

Een goed gedocumenteerde reeks klinische en experimentele studies hebben aan het licht gebracht dat sterke prikkeling van de schildklier een kwalitatieve wijziging van de hormoonsynthese en -secretie in de zin van een daling van de verhouding T4/T3 teweegbrengt. Bij met chirurgische of radio-isotopische thy-roïdectomie behandelde patiënten met hyperthyreoïdie lijkt het restant van de schildklier, dat een aanhoudende, vergrote prikkeling ondergaat, op analoge wijze te reageren met als gevolg een relatieve stijging in de produktie van tri-jodothyronine, een hormoon dat gekenmerkt is door zijn snelle en krachtige werking en door zijn distributie in een biologische ruimte die driemaal zo groot is dan de thyroxineruimte.

In gevallen van de ziekte van Graves, waarbij bet schildklierweefsel therapeu-tisch werd verwijderd, bleek de toediening van trijodothyronine niet in staat te zijn de verhoogde LATS-spiegel te doen dalen, regressic van exoftalmie of oogver-lamming teweeg tc brengen of de ontwikkejing van pretibiaal oedcem te voor-komen. Feitelijk lijkt bij die patienten trijodothyronine zclfs in staat actief bij te dragen tot de ontwikkcling van oftalmopathische of myxoedemateuzc verschijnsc-len.

Het spreckt vanzclf dat men rc maken hecft met een samenspel van reac-ties die essentieel pathologisch en veranderlijk zijn en moeilijk kunncn worden voorzien; ze hangen alle af van een complex detcrminisme, waarbij vele factorcn een rol spelen : familiaire genetische elementen en invloeden van pathologische endocriene homoïostasis met langdurige cyclische evolutie, waarvan de analyst nog slechts in het beginstadium verkeert.