Signification Clinique Du Test De Coombs Direct Dans Les Affections Neoplasiques: Etude De 265 Cas

Summary

Direct Coombs tests were performed in 265 patients with solid tumors, leu-kemias and malignant lymphomas. The frequency of highly positive Coombs tests varied from 5.52 in the solid tumors (13 % for the carcinomas) to 52 % in chronic lymphotic leukemia.

A secondary autoimmune hemolytic anemia, without antibody, was present in 2 cases of solid tumors and in one case of Hodgkin's disease.

A dubious or slightly positive Coombs test was frequently observed without signs of increased hemolysis. On the other hand, a strongly positive Coombs test was associated with an acute hemolysis in most cases but in patients with macroglobulinemia.

Biological tests usually considered as characteristic for secondary hemolytic anemia (reticulocytosis, unconjugated bilirubin, urinary excretion of urobilinogen, serum iron, granulopoiesis/erythropoiesis ratio) have not an unequivocal significance : they may be normal in cases with true hemolytic anemia or abnormal in patients with a normal survival time of the red cells. The presence of more than 2 abnormal tests is however indicative for the diagnosis of hemolytic anemia, especially if there is no liver deficiency.

Resume

Des tests de Coombs ont été pratiqués chez 265 malades atteints de tumeurs solides à tin stade avanceé, de leucémies et de lymphomes malins. La freéquence des cas avec test de Coombs direct nettement positif variait de 5,5 % dans les tumeurs solides (13 % pour les carcinomes) à 52 % dans la leucémie lymphoïde chronique.

Une anémie hémolytique sccondaire, sans auto-anticorps, a été en outre observée dans 2 cas de tumeurs solides et dans un cas de maladie de Hodgkin.

La présence d'un test de Coombs douteux ou faibement positif est fréquem-ment observée en l'absence d'hémolyse exagérée. Par contre, un test de Coombs tortement postitif est le plus souvent accompagné d'une hémolyse accrue, sauf dans les cas avec macroglobulinémie.

Les tests biologiques considérés comme caractéristiques de l'anémie hémo-lytique secondaire (réticulocytose, bilirubine indirecte, excrétion urinaire de l'uro-hilinogຘne, fer sérique, rapport granulopoïèse/érythropoïèse) n'ont pas une signification univoque. lis peuvent être normaux en présence d'anémie hémolytique vraie ou anormaux chez les malades ayant une survie globulaire normale. La présence de plus de 2 tests anormaux rend cependant très probable le diagnostic d'anémie hémolytique, surtout si on a pu exclure une atteinte hépatique.

Samenvatting

Coombs-testen werden uitgevoerd bij 265 patiënten, met vaste tumoren in gevorderd stadium, leukemias en lymphomas. De frekwentie der gevallen met positieve direkte Coombs-test schommelde tussen 5,5 % voor de vaste tumoren (13 % voor de carcinomes) en 52 % voor chronische lymphoëde leukemia.

Een secundaire hemolytische anemie, zonder auot-lichamen werd beschre-ven in 2 gevallen van vaste tumoren en in een geval van Hodgkin ziekte.

De aanwezigheid van een twijfelachtige of zwakke positieve test werd dikwijls opgemerkt in de afvvezigheid van een overdreven hemolyse.

Daarentegen, ging een sterke positieve test dikwijls gepaard met een stijgende hemolyse behalve in de gevallen van macroglobulinemie.

De biologische testen die als karakteristiek beschouwd worden voor een secun-daire hemolytische anemie (reticulocytose, indirekte bilirubine, urinaire urobilino-geen, serumijzer, verhouding granulopoïese/erythropoïese) hebben geen specifieke betekenis. Ze kunnen zich normaal tonen in de aanwezigheid van een echte hemolytische anemie of abnormaal in zieken met normale globulaire verleving.

De aanwezigheid van meer dan 2 abnormale testen maakt de diagnose van hemolytische anemie hoogst waarschijnlijk, vooral wanneer men een leveraan-tasting kan uitsluiten.