References
- Cullmann , Oscar . 1946 . Christus und die Zeit; die urchristliche Zeit- und Geschichtsaul? fassung. Evangelischer Verlag. A. G. Zollikon-Zürich.
- Als een teeken van de „katholische Verabsolutierung der Zeit der Kirche” ziet C. ook de „kiirzliche Beschluss” van het H. Officie „wonach der Glaube an die sichtbare Wiederkunft Christi nicht mehr als verbindlich angesehen wird (er könne „nicht als gewiss gelehrt werden”)” (129 n. 3). C. verwijst hierbij nog naar een artikel van M. WERNER in de Schweizerische Theologische Umschau 1944; dat artikel is ons echter niet toegankelijk. C. doelt hier waarschijnlijk op de uitspraak van het H. Officie van 21 Juli 1944 [A.A.S. 36 (1944) 212]; hij heeft echter de strekking van dit decreet niet juist begrepen. De parousie wordt geheel niet in twijfel getrokken, alleen oordeelt het H. Officie „systema Millenarismi mitigati tuto doceri non posse”. Wat onder Millenarismus mitigatus verstaan wordt had eenige kennisname van katholieke litteratuur (b.v. Lexikon für Theologie und Kirche onder „Chiliasmus”of een handboek als Chr. PESCH S.J.: Praelectiones Dogmaticae IX ed. 4 et 5. Friburgi Brisgoviae. 1923. no. 700) prof. C. onmiddellijk geleerd.
- Masson , Charles . 1946 . Christ et le Temps. Rev. de Théol. et de Philos, nouv. série. 34 75–88. p. 87.
- 1946 . Emil BRUNNER: Die christliche Lehre von Gott. Dogmatik Band I. Zwingli-Verlag. Zürich. p. 287. n. 31.
- 1942 . Vgl. F. MALMBERG S.J.: Onze eenheid met den Godmensch in de Kerk. Bijdr. Ned. Jez. 5 378–396.
- Als wij zoo aannemen, dat ook de eerste genade van Adam christelijke genade geweest is, volgt nog niet de scotistische sententie, dat ook als Adam niet gezondigd had, het Woord zou zijn vleesch geworden. Wij beschouwen alleen de de facto bestaande concrete orde, waar de zonde als een door God toegelaten element in is opgenomen, en zeggen, dat in deze orde alle genade uit Christus is.
- Vgl. het artikel van P. SCHOONENBERG S.J.: Onze activiteit in het sterven. Bijdr. Ned. Jez. 6 (1943–1945) 127–145.