Publication Cover
Bijdragen
International Journal for Philosophy and Theology
Volume 18, 1957 - Issue 4
4
Views
0
CrossRef citations to date
0
Altmetric
Original Articles

DE HEILIGE GEEST EN DE MENSWORDING BIJ CYRILLUS VAN ALEXANDRIË

Pages 375-397 | Published online: 02 Jan 2013

References

  • Trooster , S. S.J. 1956 . De Heilige Geest en de Menswording bij de Griekse Vadees 117 – 151 . Zie:; in: Bijdragen. Tijdschrift voor Philosophie en Theologie 17
  • Katech. 16 2—MG 33, 920.
  • Katech. 12 29—MG 33, 761: ἐκ Πνεúματoς άγíoυ δυνάμει θεoῦ γεννήσασα
  • De tekst in MG voegt hier het woordje „πνεï” toe; maar A.A.TOUTTEE, Wiens uitstekende uitgave van CYRILLUS' werken in MG herdrukt is, tekent daarbij aan, dat dit woordje in meerdere manuscripten ontbreekt. Hij voegt daar terecht aan toe, dat inderdaad de woorden van de Engel niet slechts een „spireren”, maar eerder een intiem aanwezig zijn van de Heilige Geest in Maria aankondigen.
  • Katech. 12 32—MG 33, 765.
  • Katech. 17 6—MG 33, 976.
  • In Mt. Hom. 130 4, 3—MG 57, 42/43: καì πῶς τò Πνεῦμα εìργάσατo τoῦτo ἐκ παρθένoυ;…πῶς τoῦ Πνεúματoς θαυματoυργoῦντoς δυνησóμεθα ταῦτα εìπεîν;…εìπὼν τòν εργασάμενoν τò θαῦμα,…ὅτι ἐκ Πνεúματoς άγíoυ γέγoνε τò γεγενημένoν Laten wij nog even de aandacht vestigen op het gelijktijdig gebruik in één en dezelfde passage van „„Πνεῦμα ἅγιoν” en „τò Πνεῦμα τò ἅγιoν” om één en dezelfde Heilige Geest aan te duiden. Een gebruik, dat wij steeds weer zullen terugvinden en dat wij vroeger al eens gesignaleerd hebben: S. TROOSTER S.J., o.e. p. nt. 42.
  • In Acia Ap. Hom. 1 5—MG 60, 21: ναòν διέπλασε
  • Hom. de Bapt. Xi. 3—MG 49, 367: ή ἐκ Πνεúματoς άγíoυ κατασκεμασθεîσα τὴν ἀρχήν
  • In cap. XXV Gen. Hom. 49, 2—MG 54, 446 τῆς ἐνεργεíας τoῦ Πνεúματoς τò πᾶν ἔσται…τoῦ Πνεúματoς ἐςτι χάρις τò γενóμενoν
  • Hom. in nativ. Xi. Diem 1—MG 56, 387: ώς ή τoῦ άγíoυ Πνεúματoς ἐπíςταται χάρις
  • 1907 . Die Mariologie des hl. Augustinus 138 Voor een expliciet getuigenis, waarin ieder vaderschap van de Heilige Geest ten opzichte van Christus wordt uitgesloten, verwijst Ph. FRIEDRICH, (Köln), p. ons naar Hom. II in Symb. Apost. van JOANNES CHRYSOSTOMUS. Ik heb deze plaats echter niet kunnen vinden.
  • Dat JOANNES CHRYSOSTOMUS in zijn Homilieën voor theologisch scherpe fonnuleringen niet terugschrikt, moge uit het volgende fragment blijken: „Hoe dus, zal men vermoedelijk vragen, is het vlees van de Heer voortgebracht? Niet uit de Geest alleen, maar ook uit het vlees. Daarom maakte Paulus dit duidelijk met deze woorden: Ontstaan (γενóμενoς) uit een vrouw, ontstaan onder de Wet (Gal. 4, 4). Want de Geest heeft het zö gevormd (διέπλασεν): niet uit niets (où μὴν ἐζ oùκ ὄντων)—want waartoe was dan de moeder- schoot nodig?—, maar uit het vlees der Maagd; het Hoe echter kan ik niet verklaren…. Ziet ge de waardigheid van de Geest? Duidelijk is immers, dat Hij het werk van God (τò τoῦ θεoῦ ἔργoν) verricht” (In Joan. Hom. 26, 1—MG 59, 154). Hier wordt dus uit-drukkelijk gezegd, dat de ontvangenis van de Zoon Gods in de Maagd geen „schepping” in de strikte zin van het woord is; en als argument wordt opgegeven: het vlees van de Heer is uit het vlees der Maagd; hetgeen overigens geenszins uitsluit, dat ontvangenis en geboorte van de Heer waarachtig „Gods werk” zijn. Dit is de eerste maal, dat het traditioneel woordgebruik, waarin de term „κτíξειν” vermeden wordt, met een theologisch argument wordt ondersteund.
  • Hom, in nat. Xi. 2—MG 56, 392.
  • 1925 . Geschichte dec Altkirchlichen Literatur 34 – 48 . Voor de werken, die vóór de nestoriaanse controversen zijn geschreven, volgen wij de chronologische volgorde, zoals die door O. BARDENHEWER, IV (Freiburg i.Br. 1924), pp. is samengesteld. Wat het wezenlijke betreft hebben latere auteurs zieh daarbij aangesloten; b.v. E. WEIGL, Christologie vom Tode des Athanasius bis zum Ausbruch des nestorianischen Streites München pp. 124–127; G. JOUASSARD, L'activité littéraire de s. Cyrille d'Alexandrie jusqu'à 428; in: Mélanges E. Podechard Paris 1948, pp. 159–174
  • Thesaurus 34—MG 75, 616: κτíξει δὲ τò Πνεῦμα τò θεîoν ἐν τῇ παθένῳ
  • Trooster , S. S.J. 139 – 146 . Zie: o.e. pp.
  • De adoratione in Spiritu et veritate 15—MG 68, 1005: ή ἀπαρχὴ τῶν λαχóντων τὴν ἐκ Ɵεῦ διὰ Πνεúματoς ἀναγέννησιν…ἐνεργεíᾷ δὲ τῇ διὰ ἀγíoυ Πνεúματoς τò θεîoν ἀπoκυήσασα βρέφoς
  • 1933 . Demonstr. 326 – 331 . Laten wij nog even aantekenen, dat deze leer, hoewel zeker karakteristiek voor CYRILLUS, niet volkomen nieuw is. Reeds bij meerdere theologen die hem voorafgaan, vindt men het een en ander in deze richting: IRENAEUS, 53—PO 12, 782; ORIGENES, Scholia in Mt. I (ex catenis et recens editis)—MG 17, 290/91—Klostermann (GCS) XII, 20; ATHANASIUS, Orat. I c. Arian. 47—MG 26,110 (zie ook de uitstekende uitwerking van deze conceptie in E. MERSCH, Le corps mystique du Christ I, Paris pp. en 336–339); DIDYMUS, De Trin. II, 6, 23—MG 39, 556–557.
  • De ador. 9—MG 68, 597:καì τῇ τoῦ άγíoυ Πνεúματoς φúςει καì ἐνεργεργεíᾳ ξωoπoιῷ πρòς ἀφθαρσíαν διακρατoúμενoν…τῆ δυνάμει τoῦ ìδíoυ Πνεúματoς τòν ïδιoν αùτòς ἀνεξωoπoíει ναóν, φθoρᾶς ἀνωτέρω τιθεíς
  • In Is. I, or.4—MG 70, 204: ἀλλ' ἐκ δυνάμεώς τε καì ἐνεργεíας τoῦ άγíoυ
  • In Is. I, or. 5 —MG 70, 221: ἐζ άγíoυ Πνεúματoς τò πανάγιoν ἐκεîνo διεπήγνυτo σῶμα τò ἑνωθὲν τῷ Λóγῳ…Γενητòς oῦν Πνεúματoς κατά γε τὴν σάρκα καì πρò τῶν ἄλλων αùτóς, ïνα καì ήμεîς δι' αùτòν ἑν τoúτoις
  • De ador. 9—MG 68, 617.
  • Thesaurus 20—MG 68, 617: Ὃσα γὰρ ἐν Xριστῷ, τoῦτα εìς ήμᾶς
  • In Jo. Zo weerlegt CYRILLUS met een beroep op Lk. 1, 35 degenen die leren, dat Christus de Heilige Geest eerst bij zijn doop in de Jordaan ontvangen heeft, zonder daarbij echter uitvoeriger in te gaan op de functie van de Heilige Geest in het tot stand brengen der jnenswording (II, c. 1—MG 73, 209—Pusey I, 186). Elders plaatst hij in het voorbijgaan een opmerking tegen hen die beweren, „dat de Heilige Maagd, de Moeder des Heren bedoel ik, niet ontvangen zou hebben uit de Heilige Geest, d.w.z. door werking uit den hoge” (In Jo. V, c. 5—MG 73, 881—Pusey II, 82).
  • In Jo. IV, c. 3—MG 73, 585–588—Pasey I, 537–538.
  • In Jo. XI, c. 12—MG 74, 564—Pusey III, 2.
  • In Jo. XI, c. 11—MG 74, 557–560—Pusey II, 735: αùτòς τῷ ìδíῳ Πνεúματι τòν oìκεìoν άγιὰξων ναóν. De uitdrukking „τῷ ìδíῳ Πνεúματι” staat volkomen parallel aan de formules „door de Heilige Geest” en „uit kracht van de Hem wezenseigen Geest” in de vroeger aangehaalde en behandelde teksten. De dativus in onze uitdrukking is dan dativus causativus en duidt—evenals de praepositie „διά”—niet slechts een louter be-middelende activiteit aan, maar wel degelijk werkoorzakelijkheid in de strikte zin.
  • In Jo. 150 XI, c. 10—MG 74, 549—Posey II, 726–727: διὰ τoῦ άγíoυ Πνεúματoς. Wij zouden er hier nogmaals de aandacht op willen vestigen, dat de praepositie „διά” in dit verband gebruikt veel meer aanduidt dan een louter bemiddelende activiteit; het gaat hier integendeel over een werkoorzakelijkheid in de strikte zin (zie: S. TROOSTER S.J., o.e. p. nt. 91).
  • Zie vooral: De ador. 9—MG 68, 597 (boven noot 20).
  • „τò Πνεῦμα τò άγιάζoν”. Het is de moeite waard hier even te noteren, dat dus de „zalving” van Christus „door de Heilige Geest” (in dit verband gewoonlijk met de dativus causativus aangegeven) wel degelijk heiligende activiteit van de Heilige Geest aanduidt. De Heilige Geest is in deze conceptie niet slechts passief Degene waarmee Christus gezalfd wordt, maar wel degelijk de „olie der vreugde” die—als men het zo mag formuleren—in zijn heiligende actieve aanwezigheid Christus' mensheid van gezalfd-zijn door-dringt in het bewerken van de unio hypostatica.
  • Epist. I—MG 77, 25–29.
  • De sancta et consubstantiali Trinitate dialogas 6 —MG 75, 1017: τῷ ìδíῳ Πνεúματι oìκεîoν αùτòς καταχρíων ναóν
  • Hom. XIII (In sanctum festum Palmarum)—MG 77, 1065: τò Πνεῦμα τò ἅγιoν ἐπ' αùτὴν ἐπεςκíαςεν
  • In Jo XI, c. 10—MG 74, 545–552—Pusey II, 723–728.
  • Adv. Nest. 82 – 296 . I, 6—MG 76, 45—Pusey p.—cf. Fr. LOOFS, Nestoriana. die Fragmente des Nestorius Halle a.S. 1905, p. 295: σαρκωθέντα ἐκ Πνεúματoς άγíoυ. Oùκ εîπoν, ὅτι καì Γεννηθέντα ἐκ Πνεúματoς άγíoυ. Ook voor de verdere bestudering van NESTORIUS' leer hebben wij de uitgave van LOOPS gebruikt. Wij geven zoveel mogelijk diens eigen reconstructie zo woordelijk mogelijk weer; alleen de griekse teksten hebben wij in het nederlands vertaald.
  • Pusey 84 – 85 . ibid. I, 7—MG 76, 49 A—p.—Loofs p. 287
  • Pusey 85 ibid. I, 8—MG 76, 49—p.
  • Adv. Nest. Wij moeten eerlijk bekennen, dat wij hier afwijken van de reconstructie van Fr. LOOPS. LOOFS meent, dat het eerste door CYRILLUS aangehaalde fragment (I, 6)—laten wij voor het gemak zeggen: fragment A—samen met nog een kort citaat in Adv. Nest. I, 7 genomen is uit NESTORIUS' Sermo XVII „De Nicaena Synodo„ welke Sermo hij voor het grootste deel uit teksten, bij CYRILLUS gevonden, heeft gereconstrueerd. Het onmiddellijk volgende fragment echter, bij CYRILLUS aangehaald, (Adv. Nest. I, 7—MG 76, 49 A)—laten we zeggen: fragment B—acht hij ontleend aan een geheel andere tekst, Sermo XIV „Explicado Symboli”. Tegen deze hypothese nu lijkt ons een ernstig bezwaar in te brengen. In het geschrift van CYRILLUS volgt fragment B onmiddellijk op fragment A; er Staat slechts één korte opmerking tussen beide: „In zijn uitleg hangt hij wederom dezelfde mening aan, en zegt:….”. En eerst nadat hij deze tekst van NESTORIUS heeft aangehaald, handelt hij over de formule uit de geloofsbelijdenis, waarover in fragment A sprake was. Hetgeen toch minstens de vraag oproept, of niet beide fragmenten uit een en hetzelfde geschrift van NESTORIUS genomen zijn. Vooral omdat fragment B een voor- treffelijke uitleg biedt van hetgeen in fragment A gezegd is, in bijna gelijkluidende bewoording geformuleerd, lijkt ons moeilijk aanvaardbaar, dat CYRILLUS in zijn weerlegging twee verschillende geschriften van NESTORIUS op het oog had, en zouden wij de vraag willen stellen, of niet ook fragment A bij fragment B hoort en ontleend is aan NESTORIUS' Sermo XIV „Expositio Symboli”.
  • Hier vinden wij voor het eerst de diepste theologische grond geformuleerd van de werkelijkheid, dat de Heilige Geest geen „vader” van Christus kan genoemd worden. Zeker, NESTORIUS leidt daaruit ten onrechte af, dat niet het Woord zelf uit de Heilige Geest geboren is, maar slechts een loutere mens. Niettemin heeft hij juist gezien, dat het Woord Gods nooit „zoon” van de Heilige Geest kan zijn. En de reden daarvan is inderdaad, dat het Woord Gods als de enige en eengeboren Zoon van de Vader niet nog eens een andere „vader„ kan hebben. Dit betekent voor ons, dat het mensgeworden Woord Gods ook naar zijn mensheid alleen God de Vader tot vader kan hebben.
  • Loofsp. 285–287; cf. CYRILLUS' Adv. Nest. I, 7—MG 76, 49.
  • Sermo VIII „Nulla deterior”—Loofs 245 – 247 . Het eerste gedeelte is ontleend aan MARIUS MERCATOR, de rest aan een Syrische codex.
  • Sermo IX, primus contra „Theotokon”—Loofs 252
  • Sermo XXVII „Adv. Procium in memoriam sanctae Virginis Mariae”—Loofs 340 – 341 .
  • Epist. ad Cyr. II—Loofs 177 cf. MG 77, 53.
  • Adv. Nest. 179 – 181 . IV—MG 76, 169–173—Pusey p. Het citaat is genomen uit NESTORIUS' Sermo II „Eine grosse Mannigfaltigkeit besteht, usw.”—Loofs p. 226–227
  • Pusey 181 ibid.—MG 76, 172—p.: ὡς ìδíῳ δἐ μᾶλλoν κεχρημένoς τῷ Πνεúματι
  • 1944 . Dogme et spiritualité chez saint Cyrille d'Alexandrie 237 Hoe H. DU MANIOR DE JUAYE S.J., Paris p. deze tekst kan uitleggen als handelend over de appropriatie-leer tegen voorstanders van „relationes propriae”, is ons een compleet raadsel. Salva reverentia, maar de Patriarch van Alexandrië had in zijn controverse met NESTORIUS belangrijker zaken aan zijn hoofd!
  • Pusey 264 Apol. adv. Orient.—MG 76, 317—p.
  • Posey 268 ibid.—MG 76, 321—p.
  • Pusey 280 ibid.—MG 76, 328—p.
  • Pusey 464 Apol. adv. Theod.—MG 76, 393–396—392–395. De tekst van PUSEY geeft enige kleine variaties, die echter de kern der zaak niet raken. 53) ibid.—MG 76, 433—Pusey p.
  • B.v. Explic. XII cap. d.I 243 —MG 76, 296–297—Pusey p.; Epist. I (ad monach. Aegypt.)—MG 77, 16; Epist. IV (ad Nest. II)—MG 77, 45; Epist. XVII (ad Nesi. IV)—MG 77, 109; Epist. LV (in Symb. Nie.)—MG 77, 296.
  • Hahn , A. and Hahn , G. L. Bibliothek der Symbole und Glaubensregeln der alten Kirche 163 Breslau 18973, p. nt. 17.
  • Sermo XIV „Explicatio Symboli”—Loofs 285 – 296 . B.v. p.; z.g. Sermo XVII „De Nicaena Synodo”—Loofs p. 295 (cf. CYRILLUS' Adv. Nest. I, 6—MG 76, 45—Pusey p. 82); Epist. I ad Coelestinum—Loofs p. 171
  • Schwartz , E. 1926 . Nicaenum und das Constantinopolitanum auf der Synode von Chalkedon; 81 – 83 . Zie Das in: ZntW 25; waarbij zieh aansluit A.D'ALES, Nicée- Constanthnople au Concile de Chalcédoine; in: RSR 26 (1936) 579–584. In dit laatste artikel trekt deze op zeer stijlvolle wijze zijn mening terug, die hij daarvoor verdedigd had: Nicée'Constantinopie. Les premiers symboles de Foi; in: RSR 26 (1936) 85–92. Dit na een al te scherpe aanval van J. LEBON, Nicée-Constantinople. Les premiers symboles de foi; in: RHE 32 (1936) 537–547. D'ALES schrijft: „Alexandrie, fidèle à la tradition de saint Athanase, s'en tenait à la doctrine jusqu'à ignorer pratiquement le symbole de Constantinople….” (o.c. p. 581/82).
  • Pusey 348 Quod unus sit Christus—MG 75, 1272—p.: πρῶτoς αùτòς γεννητòς τoῦ άγíoυ Cf. In Is. I, or. 5 supra noot 22.
  • De recia fide ad Theodosium Imp. 114 – 116 . 35–36—MG 76, 1185—Pusey p.: γεννητòς…Πνεúματoς…γεννητùς…Πνεúματoς Cf. De Ador. 9, supra noot 20; De Ador. 15, supra noot 18; In Is. I, or. 5 supra noot 22; In Jo. XI, c. 10 supra p. 385
  • Pusey 247 De recta fide ad Reginas 1,13—MG 76, 1317—p.: άγιάζων δὲ θεïκῶς τῷ ìδíῳ Πνεúματι τòν ἑαυτoῦ ναòν. In dit geschrift wordt nog meermalen melding gemaakt van Christus' geboorte uit de Heilige Geest, maar de teksten willen onmiddellijk alleen de godheid van Maria's Zoon aantonen: ibid. I, 8—MG 76, 1212 en 1216—Pusey p. 162, 166; ibid. I, 13—MG 76, 1260 en 1276—Pusey p. 200, 213.
  • Explic. XII cap. d. 7 387 —MG 76, 305—Pusey 252; cf. De s. Trin. d. 6 supra p.; In Jo. XI, c. 10 supra p. 385
  • Scholia de incarnatione Unigeniti 504 2—MG 75, 1372—Pusey p. PUSEY leest: „…. partim quia unctus est more nostro humane, hominis naturae Spiritum accipiens ut in seipso primo”.
  • In Luc. II, 5—MG 72, 485: γεννητòς Πνεúματoς
  • In Luc. II, 22—MG 72, 500. Verder ook nog: In Luc. XI, 47—MG 72, 720 („ontvangenis uit de Geest”); In Luc. XII, 49—MG 72, 753 (‚En tempel noemt hij hier het waarlijk vlekkeloos en heilig lichaam, van de heilige Maagd genomen door de Heilige Geest in kracht van de Vader”). Ook nog: Hom. XI (Encomium in s. Mariam Deiparam)—MG 77, 1037.

Reprints and Corporate Permissions

Please note: Selecting permissions does not provide access to the full text of the article, please see our help page How do I view content?

To request a reprint or corporate permissions for this article, please click on the relevant link below:

Academic Permissions

Please note: Selecting permissions does not provide access to the full text of the article, please see our help page How do I view content?

Obtain permissions instantly via Rightslink by clicking on the button below:

If you are unable to obtain permissions via Rightslink, please complete and submit this Permissions form. For more information, please visit our Permissions help page.