Publication Cover
Bijdragen
International Journal for Philosophy and Theology
Volume 18, 1957 - Issue 4
2
Views
0
CrossRef citations to date
0
Altmetric
Original Articles

DE DISSIDENTIE EN DE OECUMENISCHE BEWEGING ALS THEOLOGISCH PROBLEEM

Pages 398-413 | Published online: 02 Jan 2013

References

  • 1954 . La notion du schisme d'après saint Augustin 168 Ook de Kerkvaders hebben in het verwerpen van Christus door de Joden de eerste ketterij en het eerste schisma gezien. Cfr. M. PONTET, in 1054–1954, L'Eglise et les églises, Chèvetogne, tom. I, 163–180, praes. p.
  • 1956 . De wijze man ait het Westen Vinc. CRONIN, (The Wise Man of the West), De Fontein, Utrecht biz. 218–221, 251. Deze auteur verwijst zelf naar de werken van Prof. Dr. P. D'ELIA S.J., Fonti Ricciane Roma. Zie hierover ook G. MESSINA S.J., Cristianesimo, Buddhismo, Manicheismo nell'Asia Antica Roma, 1947.
  • Duchesne , L. 1896 . Eglises séparées Paris, biz. 164–165; M. JUGIE, Le schisma byzantin Paris, 1941, blz. 9.
  • In deze historische schets konden wij evident geen rekening houden met kleinere schismata, zoals van de Oud-katholieken in verschillende landen van Europa, van de Iglesia Filipina Independiente op de Filippijnen sinds 1902, enz.
  • 1949 . Men kent de controverse waartoe de artikels van G. NAIDENOFF S.J. hieraangaande, b.v. in Témoignage chrétien van het tweede halfjaar (nrs. 258, 260, 275, 276, 278, 282, 285), aanleiding hebben gegeven. Cfr. ook nog van dezelfde in Rythmes du monde, 1951, nr. 2, biz. 46–49.
  • Toch ziet men onmiddellijk het enge verband tussen beide Problemen. Het is juist om reden van de moeilijkheden voortkomende uit de verdeeldheid, dat het in Zuid-Indië bij de protestantse zendelingen kwam tot het oprichten van de geunifieerde Kerk van Zuid-Indië in 1947. De protestantse oecumenische beweging is trouwens grotendeels ontstaan onder de impuis welke uitging van de World Missionary Conference van Edinburgh in 1910. De z.g. „jonge kerken” uit de zendingsgebieden sturen ook nu nog het meest op éénmaking aan, meer dan eens zelfs zonder veel belang te hechten aan resterende doctrinele verschilpunten.
  • Ad Rom. Hetgeen hier over het juridisch primaatschap van de bisschop van Rome gezegd werd, sluit geenszins uit dat dit primaatschap zieh nog op een andere wijze, ja zelfs, normaal gesproken, meer en veelvuldiger op andere wijzen uiten zal dan in het laten gelden van zijn juridische macht. De eerste functie van de Paus in de Kerk is niet te bevelen, en zelfs niet eens ambtsbeslissingen te treffen, maar enkel er te zijn als de zichtbare sluitsteen van de eenheid binnen de „communio Ecclesiae”, „praesidens coetui caritatis” (cfr. IGN., Inscr.). Zijn functie is, alleen reeds door zijn aanwezig zijn in de Kerk, zoals het hoofd in het lichaam, de Kerk van een veelvuldigheid van gelijkgezinden te maken tot een eenheid, de eenheid van een organisme, van een levend samenstel. Maar het was goed hier klaar en duidelijk in zijn scherpste vorm onze tegenstelling met de dissidenten aangaande de opvatting van het primaatschap in zijn laatste consequenties aan te geven. Volgens Christus' wil is niet Petrus gebouwd op de Kerk maar de Kerk op Petrus.
  • Ebeling , G. 1954 . Die Geschichtlichkeit der Kirche und ihrer Verkündigung als theologisches Problem Tübingen, blz. 76.
  • A History of the Oecumenical Movement, 1507–1948 Cfr. Ruth ROUSE and Stephen NEILL, S.P.C.K., London, 1954, 822 blz. en Gustave THILS, Histoire doctrinale du mouvement oecuménique Warny, Louvain, 1955, 260 blz.
  • 1955 . Essays on Christian Unity. 1928–1954 Blackfriars publications, London, blz. 18, 65–68.
  • Manna , P. and Carlier , H. 1951 . Vrede met Rome De Forel, Rotterdam, blz. 330.
  • 2a 2ae l.l.c.
  • 2a 2ae 5.3.C.
  • ib.
  • 1954 . DU protestantisme à l'Eglise Cfr. Note du R.P. DE BROGLIE S.J., sur la primauté de l'argument d'Ecriture en théologie, in L. BOUYER, Paris, blz. 247–250, en cfr. o.e., 123–144.
  • 1949 . Al kan men o.i., na de laatste kerkelijke documenten, niet langer houden dat de dissidenten „reapse” toebehoren tot de Kerk („Mystici Corporis Christi”, AAS, 1947, pp. 202 en 203), toch blijven zij, uit kracht van hun doopsel, hören onder de rechtsmacht van de Kerk (cfr. CJC, 87, 1012 §2, 1099 §2). En, zo zij „bona fide” zijn, mag men zelfs zeggen dat zij „gericht staan op de Kerk” („ordinantur ad” M.C.C., I.e., 243), dat zij „aangehecht zijn aan de Kerk” („ut eidem……adhaereant”, Ep. S. Officii, 8 aug. The Pilot, 1952, blz. 478–481). Wel behoren zij niet tot de zichtbare gemeenschap van de Katholieke Kerk („ad adspectabilem non pertinent Catholicae Ecclesiae compagem”, M.C.C., I.c., 242), maar toch zijn zij evenmin te rangschikken onder de ledematen, die volledig van het lichaam van de Kerk afgescheiden zijn, vermits de Heilige Geest, zijnde de ziel van de Kerk, voortgaat in hun ziel zijn intrek te nemen, hetgeen Hij, volgens de woorden van de Encycliek, weigert te doen voor de „membra, quae sunt a Corpore omnino abscissa”, (M.C.C., I.e., 220). Zou men dan mögen zeggen: le dat het „reapse” lid- maatschap van de Kerk het complex van rechten en verplichtingen omvat, door het doopsel bewerkt (CJC, 87), 2e dat door de dissidentie (ook „bona fide” aangegaan) een (in het geval van de „bona fide” dissidenten, niet schuldig) beletsel („obex”) ontstaat, waardoor de dissidenten (ook zo zij „bona fide” zijn) sommige van de „jura christianorum” verliezen, en wel de „communio ecclesiastica”, althans voor zover deze „communio ecclesiastica” zich uit op het jurisdictionele vlak, maar 3e dat zij anderzijds onderworpen blijven aan de verplichtingen („officia”), zodat hun lidmaatschap als het ware „gehalveerd” wordt en in deze zin dan ook niet langer een „reapse” lidmaatschap kan genoemd worden? Vanaf het ogenblik dat de „obex” wordt weggenomen oefent het vroeger valied ontvangen doopsel dan echter weer volledig al zijn uitwerkselen uit (cfr. het geval wanneer de „obex” wegvalt, die een valied ontvangen sacrament onvruchtbaar maakte) en komt het weer tot een „reapse”, d.i. een volledig lidmaatschap. Waar het echter een „formeel” schisma (of ketterij, of apostasie) betreft, wordt, hoewel ook dan de verplichtingen blijven voortbestaan, de scheiding met het lichaam van de Kerk volkomen voltrokken („schisma vel haeresis vel apostasia…. suapte natura hominem ab Ecclesiae Corpore separet”, M.C.C., I.e., 203). En deze uit de natuur zelf van het fórmele schisma voortvloeiende uitsluiting kan dan door een „censura Ecclesiae” (CJC, 87), zoals in het geval van een „excommunicatio vitandi”, als het ware ook op het jurisdictionele vlak bezegeld worden.
  • Summa Theologica 2a 2ae 53.1. sed contra; Suppl. 21.4. ad 1.
  • Congar , Y. 1948 . A propos des saints canonisés dans les églises orthodoxes Althans die geleefd hebben tussen 1054 en het Concilie van Florence in 1439. Cfr. o.p., in Rev. sc. rei., biz. 240–259.
  • Journet , Ch. 1951 . L'Eglise du Verbe Incarné tom. 2, Desclée De Brouwer, Paris, blz. 729–730.
  • 1927 . Men kent het woord van Pius XI aan Italiaanse universiteitsstudenten: „I massi staccati da una roccia aurifera, sono auriferi anch'essi. Le venerabile cristianità orientali conservano una tale veneranda santità di cose, che meritano non solo tutto il rispetto, ma anche tutta la simpatia” (Osservatore Romano, 10–11 en 26 jan.).
  • Rouse , R. and St. NEILL, o.e., biz. 416.
  • 1950 . Cfr. A.A.S., 42. 142–147.
  • 1937 . Les notes de l'Eglise dans l'apologétique catholique depuis la Réforme Gembloux, 386 blz.
  • Zo ongeveer Ch. JOURNET, o.e., II, blz. 1222.
  • In ps. B.v. 56, En. 8. 4–5; M.L., 36, 566. Voor zover ook de ketters de H. Schrift bezitten maar ze verkeerd interpreteren, kan van hen ongeveer hetzelfde gezegd worden als van Israël (In ps. 21, En. 2. 29; M.L., 36, 179).
  • 1950 . In de Encycliek „Humani Generis” schrijft Pius XII: „Nemo sane est qui non videat hujusmodi notionum vocabula cum in scholis tum ab ipsius Ecclesiae Magisterio adhibita perfici et perpoliri posse; ac notum praeterea est Ecclesiam in iisdem vocibus adhibendis non semper constantem fuisse” (AAS, 42, 567). Dit vloeit niet hieruit voort dat de mysteries van het geloof „numquam notionibus adaequate veris significan posse” (ib. 565), maar enkel hieruit dat de notiones waarmede in een onfeilbare propositio het kerkelijk leergezag een geloofspunt uitdrukt, hoewel „adaequate verae” toch niet „adaequate comprehensivae” zijn.
  • Sola fide, gratia, scriptura (LUTHER); Soli Deo gloria (CALVIJN). De „katholiseren- de„ richting uitte zieh m.b.t. de opvatting aangaande de uitwendige kerkstructuur en m.b.t. een zeker begrip voor de „successio apostolica„. Hierbij bleven echter van de zijde der gereformeerden de essentiële protestantse Stellingen onveranderd.
  • 1948 . Het christelijk dilemma. Katholieke Kerk—Reformatie, Roermond en Maaseik, blz. 120.
  • 1952 . Karakteristiek van het Reformatorisch Christendom Roermond en Maaseik, 1952, blz. 222–223. Uitdrukkelijk nochtans zegt VAN DE POL dat de reformatorische christen het word „werkelijkheid” in eigenlijke en ontische zin zou willen gebruiken met betrekking tot de Incarnatie, maar dan uitsluitend tot dit mysterie beperkt. Pater CONGAR schijnt ongeveer dezelfde Stelling als VAN DE POL te houden waar hij schrijft: „Ce que veut Luther, c'est que TOUT, dans le salut, vienne de Dieu seul, soit l'oeuvre de Dieu seul, et que, pour cela, il n'y ait qu'un courant de don, procédant de Dieu, et pas de retour à Dieu agi par l'homme, pas de remontée dans laquelle la coopération de l'homme, rendue possible et mue par un don de Dieu opérerait aussi quelque chose. Il veut que vraiment Dieu opère toutes nos oeuvres en nous” (Le Christ, Marie et l'Eglise Desclée De Brouwer, 1952, blz. 36). Waar dit echter, volgens Pater CONGAR, reeds het geval schijnt te zijn met de roi welke bij LUTHER Christus' mensheid vervuld heeft en als verheerlijkt nog vervult in het werk zelf van de Verlossing (o.e., blz. 35, 37–38) gaat hij dus nog enigszins verder dan VAN DE POL. Volgens Max THURIAN is het eerder de Katholieke Kerk die de orthodoxie verlaat met toe te geven aan een Monophysistische tendens, maar ook hij gaat accoord om te zeggen dat de opvatting van de natuur van de Kerk rechtstreeks afhankelijk is van de opvatting aangaande de natuur van de Incarnatie (Jésus-Christ, vrai Dieu et vrai homme in Verbum Caro, 49–58, 107–116).
  • Soloviev , Vladimir . 1953 . Courte relation sur l'Antéchrist in Trois entretiens sur la guerre, la morale et la religion Plon, Paris, 1916, blz. 212. De russische uitgave (Tri Razgovora) is van 1899. Het is het laatste werk dat SOLOWJEW publiceerde, enige maanden voor zijn dood. Er verscheen ook een Nederlandse vertaling: De laatste Paus en de Antichrist Lannoo, Tielt

Reprints and Corporate Permissions

Please note: Selecting permissions does not provide access to the full text of the article, please see our help page How do I view content?

To request a reprint or corporate permissions for this article, please click on the relevant link below:

Academic Permissions

Please note: Selecting permissions does not provide access to the full text of the article, please see our help page How do I view content?

Obtain permissions instantly via Rightslink by clicking on the button below:

If you are unable to obtain permissions via Rightslink, please complete and submit this Permissions form. For more information, please visit our Permissions help page.